Een voorbeeld
Er is maar één gedragsregel
Even grommen als de grens overschreden dreigt te worden.
Zeker de helft van het aantal scholieren in het voortgezet onderwijs heeft een bijbaantje (Nibud, 2015). Bij studenten ligt dat percentage nog hoger (Nibud, 2015). Zij werken na schooltijd en in de weekenden als oppas, bedienen in restaurants, vullen vakken en bezorgen pizza’s.
In hun werk houden leerlingen zich uitstekend aan de regels. Ze komen op tijd, houden zich aan eventuele kledingvoorschriften, zijn behulpzaam en treiteren of schelden niet. Ze nemen de heersende mores over omdat ze hun baantje willen houden. Immers, zonder baan geen extra geld voor uitgaan, gadgets en kleding.
Op school gaat het er vaak anders aan toe dan op het werk. Waarschijnlijk omdat een week naar school geen geld oplevert: je werkt aan je toekomst. Maar heel zeker zijn houding en gedrag van leerlingen ook terug te voeren op het imago van het instituut school en de status van het beroep van leraar (Stallings & Mohlman, 1981).
En daar kunnen scholen en leraren zelf iets aan doen.
Wij gedragen ons fatsoenlijk
Uit vrijwel alle gesprekken die ik met leraren heb gevoerd blijkt dat zij elementaire fatsoensregels het meest belangrijk vinden als het over leerlinggedrag gaat. Daarom het advies om tijdens de eerste les – de les waarin de kennismaking centraal staat – op een toon die past bij uw publiek, te zeggen: ‘Bij mij in de klas mag alles. Ik heb maar één regel, maar daar ben ik dan ook zeer dwingend in. Wij, jullie en ik dus, gedragen ons fatsoenlijk. En wat betekent dat nu?’
Vervolgens kunnen de leerlingen omschrijven wat zij onder het begrip fatsoenlijk verstaan. De leraar vult aan en probeert samen met zijn leerlingen tot een redelijk afgebakend geheel te komen. ‘Dus dit verstaat klas 1c, samen met deze leraar, onder fatsoenlijk gedrag.’ Níet opschrijven en laten ondertekenen. Dan wordt het statisch, wordt het lichtelijk gejuridiseerd en zoeken leerlingen naar escape. Geef vertrouwen dat het goed zal gaan! Alleen al het vertrouwen dat u in hen hebt geeft een gevoel van verbinding en verantwoordelijkheid. Deze werkwijze zet de toon.
De leraar heeft de leiding genomen en de contouren aangegeven. De leerlingen hebben vanuit hun gevoel voor waarden en vanuit hun eigen ervaringen het begrip met concrete regels gevuld. Daarna komt het erop aan. Maak ook niet de fout te zeggen: ‘Ik waarschuw drie keer.’ Want daarmee zegt u eigenlijk: ‘Ik heb een regel vastgesteld, maar die mag je twee keer overtreden. Bij drie eruit.’ Dat schept veel onduidelijkheid. U moet zeggen wat u doet en doen wat u zegt (Van den Broeck, 2006).
Grommen aan de grenzen
Regels vragen om overtredingen. Leerlingen dagen uit en dat hoort ook zo (Teitler, 2013).
Regelmatig zult u merken dat leerlingen uw grenzen overschrijden of dreigen te overschrijden. Hoe handelt u dan?
Er zijn leraren die zweren bij het controleren van de talloze regels die zij hebben afgekondigd. Vaak houdt de leraar dan een administratie bij van de overtredingen. Driemaal in de fout betekent strafwerk.
Of de variant: Namen van de leerlingen op het bord schrijven. Bij overtredingen verschijnt een kruisje achter hun naam. Dat is zonde van uw tijd. Tijd die u beter kunt besteden aan de relatie met uw leerlingen. Als u een goede band met uw leerlingen heeft, zullen zij u niet willen kwetsen.
Dat wil natuurlijk niet zeggen dat het nooit gebeurt, maar er zal hoe dan ook geen sprake zijn van opzet.
Geen controlerende administratieve aanpak, maar hoe moet het dan wel?
In ieder geval is het belangrijk op het overschrijden van de fatsoensregels onmiddellijk en adequaat te reageren. Een kleine overtreding beantwoorden met een kleine reactie: grommen aan de grenzen (Teitler, 2013). Zo doen honden het ook. Zij bijten niet onmiddellijk maar grommen eerst even. Daarmee geven ze aan dat de grens bijna bereikt is. Als u, zonder onnodig verbaal geweld, met een of twee woorden duidelijk de grens aangeeft, begaan leerlingen niet snel grote overtredingen waarop u met grover geschut moet reageren.
U kunt ook laten zien dat het u verrast. De leerlingen hebben toch zelf het begrip fatsoenlijk ingevuld? En nu overtreden ze hun eigen regels? ‘Zo gaan we op deze school niet met elkaar om.’ Dat kunt u vriendelijk maar gedecideerd duidelijk maken.
Maak niet de fout een corrigerende opmerking oeverloos te blijven herhalen. Dat ondermijnt uw gezag. Als u een leerling hebt gezegd dat hij zijn mond moet houden en hij begint na een tijdje weer, zegt u luid en verbaasd ‘Was ik niet duidelijk? Heb je me niet begrepen? Zal ik het voor je herhalen?’ Daarmee overtuigt u.
En vergeet niet uw leerlingen te belonen voor aangenaam gedrag. Niet met snoep of hoge cijfers maar met een positieve houding, met behulpzaamheid, oprechte belangstelling voor hun wel en wee, met humor, vertrouwen en openheid (Driesen, 2007). U zult zien dat het werkt.
‘ Vertrouwen krijg je pas wanneer je laat zien dat je bepaalde waarden zó belangrijk vindt dat je die formele regels niet nodig hebt om ze na te leven.’ (El-Dardiry 2012)
Er is maar één gedragsregel:
- Ga met uw leerlingen in gesprek over hun gedrag op hun werk en dat op school
- ‘Wij gedragen ons fatsoenlijk’ is een voorschrift, een eis. Daar valt niet over te onderhandelen
- Beloon aangenaam gedrag met aangenaam gedrag
- Als uw grenzen overschreden worden, toon verbazing: ‘Heb je mij niet goed begrepen? Zal ik het nog een keer herhalen?
‘Absolute onzekerheid op het gebied van morele verplichtingen en elementaire fatsoensregels geeft het individu de ruimte om te doen wat het wil, zonder rekening te hoeven houden met wie dan ook’ (Stein 2008).